Hoe nu verder? op naar een resource-based-circulaire economie en samenleving

Graduele omvorming (transitie) van de economie of radicale verandering (revolutie)

Het verloop van de geschiedenis  laat zien dat de harmonie tussen economie en samenleving weggevallen is. Het lijkt erop dat de samenleving meer in dienst staat voor de economie dan dat economie een hulpmiddel is voor een tevreden en duurzame samenleving. Een duurzame samenleving waar onze volgende generaties ook nog beschikken over een gelijke verdeling van voldoende grondstoffen, water, voedsel en energie. Een tijdperk dat banken weer gaan werken voor een duurzame samenleving en niet waarin een samenleving werkt voor de bank. Een systeem waarin onhoudbare schulden van de baan zijn en geldcreatie alleen mogelijk is als er ook daadwerkelijk een reële waarde tegenover staat die waarde toevoegt aan de samenleving. Vanaf de jaren ’80, maar vooral de jaren ’90 zijn banken zich steeds meer bezig gaan houden met bonussen, vastgoedbeheer en ondoorzichtige financiële producten die meer ten goede komen aan de banken zelf en het personeel dan aan de maatschappij. Zolang iedereen gelooft in een systeem van huizenbubbels, internetbubbels en een alleen maar groeiende economie (nieuwe economie) werkt het even. Maar ook deze bubbels worden uiteindelijk doorgeprikt. Daarnaast holt de reële economie achter de financiële economie aan. Geldcreatie zou niet de drijvende kracht van onze economie moeten zijn. Het zou niet zo moeten zijn dat we eerst geld in de economie pompen en daarna gaan kijken hoe we dat gaan terugverdienen.

Banken zouden dienstverlenend aan de samenleving moeten zijn. Geld is een schuld(bekentenis) dat in balans moet zijn met een reële tegenwaarde als kapitaal, arbeid en natuur en eventueel ondernemerschap. Maar je moet hierin terughoudend zijn anders leg je de claim op kapitaal (ongelijke verdeling vermogens), arbeid (slavernij, ongelijke verdeling inkomens) en natuur (exploitatie, erosie, uitputting) en ondernemerschap (te hoge risico’s) te hoog. Een bank zou dus bij uitstek moeten kijken naar de mate waarin geld en dus een schuld invloed heeft op de duurzaamheid van de samenleving. Moet een bank  wel willen investeren in olie, oorlogsindustrie, kinderarbeid, of een zeer risicovolle ondernemer met weinig oog voor wetgeving en regelgeving. Moet een bank alleen kijken naar risico/rendementsverhoudingen of naar echte reële tegenprestaties die goed zijn voor de samenleving in zijn geheel?

De reële economie en de financiële economie kennen twee wetmatigheden: De reële economie is een eindige economie met eindige grondstoffen, hoe meer je produceert hoe sneller de grondstoffen opraken en hoe harder of hoe meer mensen arbeid moeten leveren. Een toenemende reële economie verbruikt dus grondstoffen en arbeid en na consumptie zijn de grondstoffen op. Grondstoffen zijn eindig en arbeid wordt steeds meer vervangen door robots en ander machines. De reële economie kent dus een aflopend verloop. Meer economie betekent minder basisgrondstoffen. De financiële economie is gebaseerd op exponentiële oneindige groei. Rente op rente + schuld. Banken doen niks anders dan zoveel mogelijk schulden uitzetten. Als het kan laten ze deze schulden nog sterker stijgen via geldcreatie. Het creëren van geld (fiatvaluta) uit lucht. De financiële economie kent dus een zeer sterke exponentiële groei gebaseerd op grote vreemde vermogens (zeer lage fractional reserve requirements) en vele complexe financiele producten die bijna niemand begrijpt.

Banken zijn ook altijd bang dat deze requirements verhoogd worden. Het zou ten koste gaan van de reële economie. Maar eigenlijk gaat het ten koste van het eigen verdienmodel van banken: geld verdienen door geld uit te lenen en rente innen. Banken gebruiken de reële economie als reserve/buffer voor de financiële economie. Tegenover de exponentieel toenemende schulden moet een reële productie staan. Op deze wijze jaagt de financiële sector de reële economie op. Schulden en rentes dienen terugbetaald worden met winsten uit de reële economie. De productie in de reële economie moet dus zo hoog mogelijk zijn om de oplopende schulden terug te betalen. Grote schulden van bedrijven en banken kunnen alleen tenietgedaan worden door een verhoging van de productie in de reële economie.

De reële economie ≠ financiële economie: de reële economie is eindig en de financiële economie is exponentieel oneindig. Rest ons niets anders dan een circulaire reële economie = circulaire financiële economie. Voor elke financiële waarde staat een reële waarde. Schuld = waarde.

Op dit moment zijn de verhoudingen tussen solvabiliteit en eigen vermogen van banken al zoek. Banken houden een reserve aan die gemiddeld tussen de 3 en 5 procent ligt. Dat betekent dat banken 20 tot 33 keer hun aangetrokken financiële middelen kunnen uitlenen. Hoe meer je kunt uitlenen hoe meer winst je kunt maken als bank (verschillen in rentemarges in bijvoorbeeld hypotheekrente en spaarrente). Voor elke verstrekte lening staat ook nog een bonus. Want dat levert de bank winst op. De crisis van 2008 ontstond doordat er helemaal geen tegenwaarde tegenover een lening stond. Met in de VS de meest extreme vormen van deregulering, waarbij mensen ongelimiteerd krediet (creditcards) konden opnemen, hypotheekverstrekkers niet keken naar de kredietwaardigheid van klanten en in welke mate ze over een langere periode in staat zijn schulden af te lossen: de subprimes oftewel de rommelhypotheken. Daarnaast kunnen we afvragen wat geldcreatie ons nu eigenlijk gebracht heeft? Wat staat er nu tegenover geldcreatie. De natuur, biodiversiteit, grondstoffen en hulpbronnen nemen af, ondernemerschap in risicovolle tijden neemt af bij kleine ondernemers, arbeid is steeds ongelijker verdeeld in vaste contracten, flexibele contracten en vrijwilligerswerk,  het aantal kapitaalgoederen door automatisering en robotisering is toegenomen. We vervangen dus arbeid en natuur voor kapitaalgoederen en kleine ondernemers worden vervangen door multinationals omdat multinationals eerder toegang hebben tot grote leningen en de kosten van nieuwe technologie (automatisering, digitalisering en robotisering) beter kunnen spreiden.

Aan de ene kant is een deel van onze samenleving er enorm op vooruit gegaan door innovatie en technologie. We consumeren en produceren steeds meer producten en diensten tegen een steeds lagere kostprijs.   ”Een ‘gezonde’ samenleving is een samenleving met economische groei. ”.  Een gemiddeld huishouden heeft nu op zijn minst een eigen woning, auto, vaatwasser, televisie, computer, mobieltje en gaat een paar keer per jaar op reis.  Nieuwe technologie is niet alleen voor veel meer mensen toegankelijk geworden, nieuwe technologie maakt het ook mogelijk dat nieuwe consumptie voor een grotere groep mensen tegen relatief lage kosten bereikbaar wordt. Tot zover lijkt er niks mis te zijn met een groeiende economie op basis van technologie en innovatie. Het is  belangrijk om ook de andere kant van de medaille te belichten. Gaat de hele maatschappij er nu echt wel op vooruit (Trickle down effects) of profiteert maar een klein gedeelte van ‘onze’ samenleving van innovatie en technologische vooruitgang (klassenmaatschappij)?

In welke mate worden banen bedreigd door robots, digitalisering en automatisering. Wat moeten we straks doen als de meeste banen verdrongen zijn door robots? Houden we tijd over voor dingen die we echt interessant vinden? Kunnen we saai werk de wereld uit helpen? En worden we allemaal meer welvarender en gelukkiger. Profiteren de werkgevers, multinationals, programmeurs en technici vooral van robotisering of profiteren ook de werkzoekenden, werknemers en kleine ondernemers die concurreren met robots, digitalisering en automatisering? Of kunnen we een wereld maken waarin geld en schaarste overbodig worden?

Een economie waarbij schaarste niet meer het centrale uitgangspunt is en waarbij arbeid volledig vervangen is door kapitaal vraagt om een andere verdeling van inkomen. Om te voorkomen dat al het inkomen en welvaart vlucht naar de bezitters van de kapitaalbezitters (robotica) of beheerders van elektronica is een (fiscaal of monetair) basisinkomen voor iedereen nodig.

Een fiscaal basisinkomen is theoretisch mogelijk als je het minimuminkomen verlaagt, alle toeslagen en aftrekposten weg streept en vanuit die uitgaven en lagere kosten arbeid een basisinkomen financiert. Werken loont dan ook echt en iedereen heeft een bestaansminimum. Vanuit een monetair basisinkomen voorzien banken mensen van een bestaansinkomen op basis van geldcreatie. Geldcreatie wordt dan direct ingezet in de reële economie (consumptie bestaansmiddelen). Je zou dan kunnen denken aan helikopter money of Quantative Easing for People in plaats van QE voor multinationals en commerciële banken.

is het basisinkomen een alternatief voor de rondpompmachine?

Met een toenemende groei en welvaart zou je verwachten dat we nu op paradijs aarde leefden. Stelt u zich maar de vraag of we dat nu wereldwijd doen. Leven we in een wereld waar er geen sociale, politieke conflicten meer zijn, waar geweld en criminaliteit niet nodig is, waar genoeg voedsel, water, grondstoffen en energie is voor iedereen?

Nee, momenteel leven we in een wereld waar schulden toenemen en mensen een groot deel van hun leven bezig zijn om deze schulden af te betalen (hypotheken, consumptief krediet, studielening of bankkredieten). Veel mensen zitten vast in hun baan. Niet omdat ze die baan nu heel leuk vinden, maar omdat er ‘brood’ op de plank moet komen. Zou u hetzelfde werk ook doen als u er geen geld voor kreeg?

Andere mensen hebben niet of nauwelijks een baan meer omdat arbeid steeds goedkoper is geworden of weggeconcurreerd wordt door lage lonen landen, robots, stagiaires, participatiebanen of vrijwilligers. Hoewel de criminaliteit in Nederland minder wordt (mede door de vergrijzing) zijn de wereldwijde politieke conflicten bijlange na niet opgelost. Waar we na de val van het communisme en de Berlijnse muur nog dachten dat de westerse samenleving overal voor vrede, veiligheid en welvaart zou zorgen (End of History, Fukuyama), zien we juist toenemende complexe brandhaarden. Waar we voorheen vooral bang waren voor het communisme, wordt de onveiligheid nu vooral gevoeld door het opkomende moslimterrorisme. Na de jaren ’80 zien we juist toenemende verschillen in vooral inkomens en vermogen, maar na de jaren ’90 ook grote botsende verschillen in opvattingen en ideologieën (clash of civilizations, Huntington).

Met de komst van nieuwe media en ICT wordt deze angst nog extra gevoed. Het nieuws bestaat vooral uit een opstapeling van negatieve berichtgeving. Dat versterkt de beleefde individuele en collectieve angst in de maatschappij. Deze angst voor o.a. moslimterrorisme verbloemt grotendeels de echte problematiek: hebben we straks nog voldoende grondstoffen, voldoende drinkbaar zoet water, energie, schone lucht en voedsel voor onze opkomende generaties? Zijn we niet bang voor de verkeerde problemen geworden? De westerse wereld ziet deze problemen minder snel omdat we hier ook een enorm hoge welvaart kennen en de negatieve effecten daarvan afschuiven naar de niet westerse landen en de toekomstige generaties. Zijn wij in staat om dezelfde westerse welvaart te garanderen voor onze kinderen, kleinkinderen en bewoners in Afrika, Azië en Zuid-Amerika? Lukt dat met het huidige systeem en wat is het effect van een toenemende mondiale voetafdruk op onze bestaansmiddelen en is moslimterrorisme niet een effect van de clash of civilizations, uitputting van bronnen en religie een middel om deze onvrede uit te drukken?

Gaan onze kleinkinderen bijvoorbeeld het piekolie moment meemaken. Een periode waarin de maximale oliereserves definitief bereikt zijn en we alleen nog maar beschikken over perioden van dalende oliereserves en stijgende olieprijzen Of hebben we in de jaren ’70 al het piekolie meegemaakt (moment van maximale productie van olie in de makkelijk winbare bronnen). Zijn regio’s dan zelf in staat om zich te voorzien van energie en basisgrondstoffen voor een blijvende toenemende vraag aan producten. Kun je olie voor energie voldoende vervangen door meer duurzame onuitputtelijke bronnen en kun je petrochemische grondstoffen vervangen door biobased-biochemische producten? Waar kunnen we producten nog hergebruiken, zodat we ze niet extra hoeven te winnen/delven. Wat is het effect op verschillende brandhaarden als regio’s zelfvoorzienend zijn en niet hoeven te concurreren om voedsel, energie, grondstoffen en schoon drinkwater. Worden de negatieve effecten dan niet meer gelegd op de sociaal economische zwakke groepen en toekomstige generaties. Leven groepen met verschillende opvattingen dan meer in harmonie met elkaar? Of zullen ze elkaar nog steeds bestrijden?

Kunnen we ongelimiteerd bossen kappen en verbranden om soja te produceren voor de vleesindustrie of palmolie voor allerlei andere producten. Of kunnen we een meer circulaire systeem bouwen waarin landbouwareaal gebruikt wordt voor een meer efficiënte voedselvoorziening. Een proces waar grote hoeveelheden oerbos (in bijvoorbeeld Brazilië) niet omgezet wordt in eiwitten en vet (vlees) via soja, mais of graan (koolhydraten en suiker). Maar waarin het gebruikte landbouwareaal nu al voldoende is voor de te voeden monden wereldwijd. Dat vergt een radicale andere visie over de voedselindustrie. Een industrie waarbij we niet al het voedsel halen uit lage lonen landen met weinig beschermende wetgeving. Maar ook een verandering van leefstijl en eetgewoonten. Minder snel doorgefokt vlees met veel antibiotica en hormonen en meer rechtstreekse landbouwproducten (graan, soja, groente en fruit). Maar ook een voedselindustrie die enigszins regionaal zelfvoorzienend is. Op dit moment zijn veel landen afhankelijk van de mondiale voedselprijs. Bij mislukte oogsten stijgen de prijzen, waardoor armere landen niet voldoende middelen hebben om voedsel te kopen. Terwijl daar vaak door grote multinationals wel goedkoop voedsel grootschalig verbouwd wordt. Dat voedsel is alleen niet bestemd voor de regionale voedselmarkt, maar wordt verkocht op de mondiale voedselmarkt.

Momenteel doen we al aan Urban Mining. Stedelijke mijnbouw die plaatsvindt uit afval en recycling van waardevolle grondstoffen uit vooral elektronica (E-Waste). Umicore bedrijft momenteel al Urban Mining in Antwerpen.

tegenlicht: Urban Mining

Voorheen maar nu nog steeds hebben we jarenlang ons afval gedumpt in ontwikkelingslanden waar kinderen op giftige afvalbergen de waardevolle grondstoffen uit de elektronica halen. Het gaat dan om zware metalen en giftige dampen die terecht komen in longen, voedsel en water en de volksgezondheid ernstige schaden berokkenen. Er zijn nu ook organisaties die een schone en duurzame kringloop stimuleren zoals closing the loop. De elektronica in ontwikkelingslanden wordt opgekocht en de recycling van waardevolle grondstoffen wordt dan in Antwerpen gedaan en niet door kinderen uit ontwikkelingslanden. Met de stijgende grondstofprijzen van grondstoffen door toenemende schaarste en uitputting zal Urban Mining financieel steeds aantrekkelijker worden. Bovendien voorkom je er wereldwijde verontreiniging mee (verbranding van plastics en andere giftige materialen). Grondstoffen krijgen nu een tweede leven. In Afrika worden nu nog steeds 1 miljard telefoons gedumpt vanwege de slechte kwaliteit van telefoons en de hoge omloopsnelheid van fabricage, koop en dumping. Het recycleren van grondstoffen wordt nu ook steeds meer inzet van geopolitieke factoren. China heeft bijvoorbeeld al een importverbod ingesteld op grondstoffen.

Daarnaast kun je door Urban Mining afvalbergen voorkomen en opruimen. Het levert energie (methaan) en grondstoffen op in plaats van dat het geld kost. Recycling en urban mining lijkt de oplossing te zijn voor onze consumptiemaatschappij (komst computers, plastics, mobieltjes etc.) vanaf de jaren ’70 en ’80. Het is het principe van landfill mining. Afval uit stortplaatsen wordt nu bijvoorbeeld omgezet in groene energie (synthese gas, biomethaan, biowaterstof), warmte en hoogwaardige bouwmateriaal (slugs). Gasplasma-installaties kunnen zelfs lokaal ingezet worden, zodat het ook een wereldwijde toepassing heeft op elke plek.

Momenteel is onze economie en ons geldsysteem gebaseerd op winstmaximalisatie en kredietverlening gebaseerd op financieel rendement. Het is een menselijk bedacht systeem, terwijl de echte wereld bestaat uit natuurlijke bronnen die je kunt winnen via technologische inspanningen. Onze economie en maatschappij zouden dus niet gebaseerd moeten zijn op financiële overwegingen, maar op basis van natuurlijke en technologische overwegingen. Financiële instrumenten zouden hoogstens dienend moeten zijn aan ons systeem ipv de kern waar onze economie en maatschappij op loopt. Dat betekent dat we moeten zorgen voor overvloed ipv. schaarste.

Een einde aan schaarste betekent ook een einde van het economische systeem dat we al honderden jaren aanhouden. Vraag, aanbod en prijs zijn nl. volledig gebaseerd op schaarste. Op dit moment wordt de vraag kunstmatige hoog gehouden door schaarste te creëren. Dat betekent dat mensen met voldoende financiële middelen wel toegang hebben tot bronnen, producten en diensten en dat mensen met onvoldoende financiële middelen dat niet hebben. In ons huidige paradigma denken wij dat die financiële middelen op een eerlijke manier door arbeid verdiend zijn. Dat is een mythe. De meeste financiële middelen zijn verkregen uit kapitaal, rente, nieuwe ondoorzichtige financiële producten (derivaten, CDO’s) en geldcreatie (commerciële en centrale banken). Aan de andere kant staan steeds meer mensen aan de kant. Ze zijn of afhankelijk van een uitkering geworden of maken helemaal geen aanspraak op financiële middelen. Daarbij is arbeid ook steeds goedkoper geworden en grotendeels vervangen door kapitaal via automatisering en digitalisering. De allocatie van middelen zijn steeds meer onevenredig (inkomen en kapitaal) verdeeld over mensen en de allocatie van kapitaal (vermogen tot productie) is steeds meer komen te liggen bij grote winst gedreven multinationals. Op deze wijze hou je een uiterst onhoudbaar sociaal en financieel systeem in stand. Een systeem gebaseerd op oorlog, concurrentie, the haves and haves-not, uitputting en verontreiniging.

Door een steeds kleiner wordende overheid is dit systeem moeilijk aan te passen via politici. Sterker nog de overheid en politici doen grotendeels mee aan dit systeem. Dat komt vooral omdat politici korte termijn denkers zijn. Ze moeten scoren binnen een tijdelijke termijn anders worden ze niet herverkozen. Kiezers willen meestal ook al op korte termijn resultaten zien en zijn evolutionair korte termijn denkers (eerst handelen bij naderend gevaar in de eigen omgeving, en wegkijken van grotere mondiale gevaren op langere termijn). De overheid trekt zich steeds meer terug. We zijn van een verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij gegaan. Wereldwijd zien we de overheid terugtrekken. Dat komt aan de ene kant door de toenemende staatsschulden die weg bezuinigd moeten worden. Mensen moeten zich zoveel mogelijk op de arbeidsmarkt aanbieden, pensioenleeftijden worden verhoogd, uitkeringen worden verkort, versobert of strenger gemaakt. Iedereen moet verplicht participeren om kans te maken op een uitkering. Bezuinigen moeten omdat ‘we’ uit de schulden willen komen. We zijn even vergeten dat ons financieel systeem juist ons die schulden met rente opdringt (dat is de kern van het verdienmodel). Arbeiders, inwoners, ondernemers, overheden moeten die schulden met rente in de reële economie terugverdienen. Dat is een  onmogelijke opgave in een wereld met schaarste, eindige bronnen en een toenemende automatisering en digitalisering. De mens kan de concurrentie met elkaar en het kapitaal eenvoudigweg niet aan. Bovendien raken grondstoffen op en verontreinigen we onze omgeving op deze manier. We proberen dat met kleine ingrepen aan te passen en doen daarna of er verder niks aan de hand is. Maar deze grote mondiale bewegingen los je niet op met kleine aanpassingen. Je lost het op met grote systeemveranderingen en paradigma verschuivingen. We zijn toe aan een volkomen andere ideologie of we moeten het zonder een ideologie doen en gewoon kijken naar de feiten op korte en lange termijn.

2 gedachten over “Hoe nu verder? op naar een resource-based-circulaire economie en samenleving”

  1. Hoi Niels,

    Je schrijft interessante artikelen en over erg belangrijke onderwerpen, mijn complimenten daarvoor! Ik ga zeker wat meer artikelen van je lezen.

    1 opmerking over dit artikel: piek olie is volgens mij het moment in de tijd waarop maximale produtie plaats vindt en niet de periode met maximale reserves zoals je schrijft. Veel landen hebben dit moment inmiddels al achter de rug en hebben al geruime tijd met een dalende productie te maken.

    Graag had ik hier natuurlijk ook een conceter antwoord gelezen op je vraag hoe nu verder. Dat is een vraag waar ik zelf ook mee worstel. Een goede probeem analyse is natuurlijk heel belangrijk, maar een helder beeld van hoe nu verder naar mijn mening nog meer. Als je hier ideeen over hebt lees ik hier ook heel graag over.

    mvg,

    Johan

    Like

    1. Hoi Johan, je hebt helemaal gelijk. Ik ben nog steeds schrijvende en het onderwerp over piekolie is ook uitermate interessant. Ga ik wellicht ook nog meenemen. Dank voor je reactie.

      Gr. Niels

      Like

Plaats een reactie